Nog niet eerder ben ik zo vroeg vertrokken. Om kwart over zes rijd ik de camping al af, in een poging om vandaag Puente la Reina te halen voordat het echt warm wordt.

In het lucht van de opkomende zo’n rijd ik langs het Embalse de Yesa, een langgerekte stuwmeer. Tegen halfnegen vind ik eindelijk een bar die open is, of eigenlijk meer een soort kantine voor vrachtwagenchauffeurs, waar ik me laaf aan een kop thee en een broodje tortilla.

Iets later volg ik via een gravelpad de Irati rivier, over het traject van de eerste elektrische trein van Spanje.

Deze reed ooit door een prachtige kloof, de Foz de Lumbier, waar veel gieren huizen, maar omdat ik zo vroeg ben zijn deze nog niet in de vleugels.

Het is een prachtige kloof, die helaas maar een paar kilometer lang is.

De rest van de dag fiets ik langs een eindeloze lappendeken van akkertjes door een best wel heuvelachtig landschap.

Ik had mezelf een vlakke etappe beloofd, maar daar komt met 780 hoogtemeters niet veel van terecht.

Onderweg ontmoet ik Monie, een Nederlandse vrouw, die ook naar Santiago fietst. We fietsen een stukje samen, en na een pauze in een langezochte bar rijden we allebei in ons eigen tempo door naar Puente La Reina, waar ik na 94 kilometer fietsen om ongeveer twee uur aankom. Het is dan al warm zat.

Ik boek een hotelkamer, zet de ventilator aan en houd een hele lange siësta!
’s Avonds eet ik een ‘menu del pelegrino’ en drink nog wat met Monie op het dakterras van haar herberg. Morgen weer vroeg op!