Vandaag is me een zware dag beloofd. Daar begin ik dan ook heel vroeg aan, ik zit vóór 6 uur al op de fiets. Het is dan nog donker, wat verklaard wordt door het feit dat ik hier meer dan 1400 kilometer zuidelijker zit dan in Nederland, en ook nog eens veel westelijker. Ik heb een klim van ongeveer 35 kilometer voor de boeg, waarvan de eerste 20 lekker opschieten. Ondertussen zie ik de wereld kleur krijgen, en hoor ik de vogels wakker worden.
Bij m’n eerste theepauze vertelt een vriendelijk Duits meisje me dat ik volgens het boekje een hele zware klim voor de boeg heb, waar zelfs auto’s het moelijk mee zouden hebben. Ik heb gelukkig geen boekje, want zoiets wil ik natuurlijk helemaal niet weten! Maar nu weet ik het toch.

Ze had wel gelijk. Pas om 10 uur ben ik op het hoogste punt.

Zelfs Sint Jacob schijnt hier zijn pet voor af te nemen!

Veel auto’s heb ik overigens niet gezien.
Het landschap wordt ondertussen steeds groener, en het is mooi, maar niet spectaculair.

Tijdens het afdalen kom ik er achter dat ook de kabel van m’n voorderailleur het heeft begeven. Dat is niet zo heel erg, want dan springt hij automatisch naar het kleinste blad, wat ik toch nodig heb om naar boven te fietsen. En naar beneden ga je in principe vanzelf. Meer smaken zijn er hier niet, vlakke stukken komen eigenlijk niet voor.
Net voor de siësta passeer ik in de overigens uitermate lelijke stad Sarria een fietsenwinkel, waar het probleem snel wordt opgelost.
Het is gelukkig niet zo warm vandaag, zodat ik lekker kan doortrappen. Na 104 kilometer en 1600 hoogtemeters strijk ik neer bij een herberg in het aan een stuwmeer gelegen stadje Portomarin.

Er zijn hier veel hele jonge wandelaars, je zou bijna denken dat de camino een soort tiktok challenge is!
Het is nog geen 100 kilometer meer naar Santiago.
